Gele Lis

De Gele Lis (Iris pseudacorus) is een plant uit de lissenfamilie (Iridaceae). Het is een 0,8–1 m hoge oeverplant van zoet, stilstaand of langzaam stromend water. De plant groeit in water dat tot zo'n 30 cm diep is.

Gele lis

De lange, smalle bladen hebben een iets opstaande middennerf en blijven het gehele jaar groen.

De bloemen zijn van mei tot juni te zien en zijn 5–12 cm in doorsnee. De bloem heeft een groot groen schutblad, drie grote afhangende bloemdekslippen, en drie kleinere kroonbladen.

Gele lis2

Na de bloei zitten de zaden als een rolletje munten opgestapeld in driekantige zaaddozen. Deze bevatten luchtholten waardoor ze blijven drijven. Doordat de gele lis veel voedingsstoffen uit het water opneemt, kan deze bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit.

De nectar is vrij diep weggestopt, honingbijen en hommels moeten er helemaal in kruipen om bij de nectar te komen. Als de bloemen helemaal rijp zijn, rollen de zaden er uit. De zaden drijven over het water weg tot ze langs de oever blijven hangen en ontkiemen.

Bron: Wikipedia

 

Gele Ganzenbloem

De gele ganzenbloem (Glebionis segetum, synoniem: Chrysanthemum segetum) is een eenjarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae). De soort komt van nature voor in het Middellandse-Zeegebied en is van daaruit verder verspreid naar West- en Midden-Europa, Noord-Amerika, Midden- en Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.

De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend en matig afgenomen. In Vlaanderen is de plant vrij algemeen en volgens de Rode Lijst 'thans niet bedreigd'.

Gele Ganzenbloem

In Griekenland worden bladeren en jonge scheuten van de variëteit G.s segetum var. neromantilida (νερομαντηλίδα) rauw gegeten in salades of gebruind in hete olijfolie.

De gele ganzenbloem wordt 30 – 60 cm hoog en heeft rechtopstaande stengels, die kaal, iets vlezig en al of niet vertakt zijn. De verspreid staande blauwgroene, vlezige, wasachtige bladeren zijn langwerpig met een grof getande tot veerspletige bladrand en met getande slippen en kunnen 8 cm lang worden. De onderste bladeren zijn steelachtig versmald en de hogere zijn iets stengelomvattend.

Gele Ganzenbloem2

De gele ganzenbloem bloeit van juni tot en met augustus. Het bloemhoofdje heeft een geel hart van buisbloemen met daaromheen een krans van platte, over elkaar heen liggende gele straalbloemen. De totale diameter kan 6,5 cm bedragen. Het vruchtbeginsel is eenhokkig en onderstandig.

Gele Ganzenbloem 3

De vrucht is een 3 mm lang en 1,5 mm breed nootje met tien ribben. De zaden van de straalbloemen zijn gevleugeld, die van de buisbloemen niet.

Bron: Wikipedia

 

Gaspeldoorn

De gaspeldoorn, Ulex europaeus, is een struik uit de vlinderbloemenfamilie, Leguminosae of Fabaceae. De plant is niet goed tegen koude en vorst bestand en komt in Europa daarom veel aan de kust van de Atlantische Oceaan voor. Op de Britse Eilanden groeit veel Gaspeldoorn. Rechtop groeiend kan de gaspeldoorn een hoogte bereiken van drie meter, maar de struik blijft op onbeschutte of begraasde plaatsen een stuk lager.

Gaspeldoorn

De gaspeldoorn staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als vrij zeldzaam en matig in aantal afgenomen. Het is een gedoornde, groenblijvende struik die plaatselijk voorkomt op zandgronden, heide of in de duinen. In sommige gebieden is ze erg zeldzaam. Struiken gaspeldoorn vormen een natuurlijke plaats waar herten, reeën en wilde zwijnen beschutting zoeken. Bijen komen veel af op de goudgele, geurende bloemen. De bloemen schieten, wanneer ze worden aangeraakt, stuifmeel op bezoekende insecten af.

Gaspeldoorn 2

De bladeren zijn gereduceerd tot groene, naaldvormige doorns van 1,5-2,5 cm lang. Ze zijn diepgegroefd en stijf. Jonge bladeren zijn drietallig en in dat stadium nog zacht en voor dieren eetbaar. De vlindervormige bloemen zijn goudgeel en hebben een lengte van ongeveer 1,5 cm. Ze zijn bevestigd aan korte, fluwelige stelen. De gaspeldoorn draagt zwarte peulen die 1-2 cm lang worden. Ze zijn behaard. De plant bevat het giftige cytisine. Bij rijpheid barst de peul open zodat de zaden vrijkomen. Deze zaden zijn giftig.

Gaspeldoorn3

Bron: Wiklipedia

 

Geel Nagelkruid

Geel nagelkruid (Geum urbanum) of gewoon nagelkruid is een vrij algemeen voorkomende, 30-60 cm hoge kruidachtige plant uit de rozenfamilie (Rosaceae). De soortaanduiding soort urbanum is afgeleid van het Latijnse woord voor stad, omdat de soort vroeger vooral in de buurt van steden en dorpen voorkwam.

Geel Nagelkruid

De Nederlandse naam van deze plant heeft geen betrekking op de op nagels lijkende weerhaakjes van de vruchtjes, maar op het feit dat de wortel naar kruidnagel ruikt. 
Uit een korte, dikke wortelstok ontspringt een rechtopstaande, vertakte stengel. De bladeren zijn geveerd, waarbij de onderste stengelbladen een vergroot topblad hebben. De plant heeft vrij grote steunblaadjes.

De langgesteelde, alleenstaande bloem heeft groene kelkbladen en vijf gele, afstaande kroonbladen. Deze laatsten hebben wel een nagel, maar deze is niet heel duidelijk. De kroonbladen zijn ongeveer even lang als de kelkbladen. Van bovenaf gezien wisselen kelk- en kroonbladen elkaar af. De 0,8-1,2 cm grote bloemen zijn rechtopstaand. De plant bloeit van mei tot in september en oktober. Na de bloei zijn de kelkbladen teruggeslagen.

Geel Nagelkruid2

De vruchten hebben duidelijk haakvormig gekromde naalden. Hierdoor blijven ze gemakkelijk in de vacht van dieren haken (of in de kleding van mensen!), waardoor ze over grote afstanden verspreid kunnen worden. Ook komt verspreiding door regenwater voor. 
Ze groeit op neutrale tot basische grond, mits stikstofrijk.

Bestuiving vindt plaats door Hymenoptera-soorten, al kan ook zelfbestuiving optreden. De zaden behouden hun kiemkracht enkele jaren (meer dan één, maar meestal minder dan vijf jaar).

Bron: Wikipedia

 

Ganzerik

Ganzerik (Potentilla) is een plantengeslacht uit de rozenfamilie (Rosaceae) van kruidachtige planten en een aantal struiken. De botanische naam Potentilla is afgeleid van het Latijnse potens (machtig), duidend op een sterke medicinale werking. Het geslacht telt ongeveer vijfhonderd soorten die voornamelijk in gematigde streken van het noordelijk halfrond voorkomen. Over de precieze grenzen van het geslacht vindt nog veel onderzoek en discussie plaats. Het zeer nauw verwante geslacht aardbei (Fragaria) bijvoorbeeld zal wellicht samen met ganzerik in een groter geslacht opgaan.

Verschillende soorten zijn populaire tuinplanten, met name de heesterganzerik (Potentilla fruticosa) met veel cultivars. Deze soort wordt vaak gebruikt in groenaanplant van steden en bedrijfsterreinen, omdat hij weinig onderhoud vergt, winterhard is en voor een groot deel van de zomer bloemen draagt.

Ganzerik 

De botanische naam Potentilla is afgeleid van het Latijnse potens, wat machtig betekent, duidend op een sterke medicinale werking. Zo werd de wortelstok van tormentil (Potentilla erecta) en zilverschoon (Potentilla anserina) gebruikt bij diarree en maag- en darmpijn.

De bladeren van veel soorten zijn samengesteld uit vijf deelblaadjes. Hier duidt de Engelse naam 'cinquefoil' (= vijf blaadjes) op. Overigens hebben sommige soorten maar drie deelblaadjes, zoals de aardbeiganzerik, terwijl andere er zelfs vijftien of meer hebben.

De Duitse geslachtsnaam 'Fingerkraut' verwijst naar een andere eigenschap van het blad: het is meestal handvormig samengesteld.

Bron: Wikipedia