Heggewikke

De heggenwikke (Vicia sepium) is een vaste plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae). De heggenwikke is klimmend of kruipend en is te vinden langs wegen, in heggen (vandaar de Nederlandse naam), op bouwland, grasland en in gemengd bos.

Heggewikke

De plant kan wel een meter lang worden. De bladeren en stengels hebben korte haartjes of zijn nagenoeg kaal.

De bloem is bleek, purperkleurig en wordt 1-1,5 cm groot. De onderste kelktanden zijn korte dan de kelkbuis en zijn ongelijk van lengte. De bloemen vormen een tros met twee tot zes kortgesteelde bloemen. De bloeitijd is van mei tot augustus.

Heggewikke2

Het blad is geveerd en bestaat uit drie tot negen paar deelblaadjes, die langwerpig tot eirond zijn. De gekrulde, vertakte ranken helpen bij het klimmen. De steunblaadjes zijn voorzien van een zwarte vlek.

Heggewikke3

De vrucht van de heggenwikke is een peul van 2-3,5 cm lang. De peulen zijn zwart, onbehaard en bevatten drie tot tien zaadjes.

Heggewikke4

Aan de onderzijde van de steunblaadjes scheidt de plant nectar af die vaak door mieren wordt opgelikt.

Bron: Wikipedia

 

Hartgespan

Hartgespan (Leonurus cardiaca) is een sterk geurende, vaste plant die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De botanische naam Leonurus betekent in het Oudgrieks leeuwenstaart, wat op de vorm van de bladeren slaat. De plant komt van nature voor in Centraal-Azië en is van daaruit over de hele wereld verspreid.

Hartgespan

De plant wordt 30-90 cm hoog, vormt wortelstokken en vierkantige stengels met een afstaande beharing. De middelgroene, gelobde bladeren hebben drie tot zeven lobben en zijn aan de onderkant donzig behaard.

Hartgespan2

Hartgespan bloeit van juni tot augustus met roze, 0,8-1,1 cm lange bloemen. De bloemen zitten in schijnkransen.

De vrucht is een vierdelige stekelige splitvrucht.

De plant komt voor op vochtige, stikstof- en kalkrijke grond en groeit graag nabij beschaduwde plaatsen zoals hagen en veldbosjes.

Hartgespan tekening

Bron: Wikipedia

 

Guichelheil

Guichelheil (Anagallis) is een geslacht planten dat in de 23e druk van de Heukels geplaatst wordt in de sleutelbloemfamilie (Primulaceae). Merk op dat moderne taxonomen het geslacht vaak plaatsen in de familie Myrsinaceae.

Er zijn enkele tientallen soorten, waarvan de volgende soorten in Nederland voorkomen:

  • Blauw guichelheil (Anagallis arvensis subsp. foemina)
  • Rood guichelheil (Anagallis arvensis subsp. arvensis)
  • Teer guichelheil (Anagallis tenella)

Guichelheil

De soorten zijn klein en hebben helderrode of blauwe bloemen, die bloeien van mei tot de herfst. De bloemen van guichelheil gaan uitsluitend open als de zon schijnt.

Een selectie van soorten voor de tuin:

  • Anagallis caerulea: ongeveer 5 cm hoog, blauwe bloemen, lichtgroene bladeren, winterhard, eenjarig.
  • Anagallis caerula 'Rubra': idem, maar met rode bloemen.
  • Anagallis linifolia: circa 30 cm hoog, vaste plant, niet geheel winterhard, bloeit van juni tot september met blauwe bloemen.

Guichelheil2

Guichelheil heeft een vrij vochtige grond nodig om goed te groeien, het liefst op kalkrijke bodem.

Bron: Wikipedia

 

Harig Wilgenroosje

Het harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum) is een 0,8-1,8 m hoge, algemeen voorkomende, vaste plant uit de teunisbloemfamilie (Onagraceae).

De zachtbehaarde stengel draagt 6-12 cm lange, langwerpige bladeren. De bladeren zijn meestal tegenoverstaand, terwijl het middelste blad vaak stengelomvattend is. Ook de bladeren zijn zachtbehaard.

Harig Wilgenroosje

De bloemen hebben een diameter van 1,5-2,5 cm, vier uitgerande, licht- tot donker magenta kroonbladen en een vierspletige stempel. De plant bloeit van juni tot september.

Harig Wilgenroosje2

De plant komt in België en Nederland algemeen voor op vochtige plaatsen, in ruigtes, langs slootkanten en op niet al te zware grond. Een diepte tot 10 cm in het water gedurende enige tijd is geen bezwaar, maar de plant kan echter geen langdurige natte voeten gebruiken en heeft ook behoefte aan veel licht. Onder deze omstandigheden kan de plant dichte bosschages vormen.

Harig wilgenroosje3

Mogelijk onder invloed van de klimaatverandering breidt de plant zich naar het noorden uit. Zo werd in 1980 de plant op het Schotse eiland Skye nog niet waargenomen, terwijl de plant daar anno 2004 veel voorkomt.

Bron: Wikipedia

 

Grote Ratelaar

De grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius, synoniem: Rhinanthus serotinus) is een eenjarige halfparasiet uit de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De 10-80 cm hoge plant heeft gele bloemen met een donkerpaarse lip.

Grote Ratelaar

De grote ratelaar komt van nature voor in vochtige, matig voedselrijke graslanden. De soort heeft erg geleden onder de intensivering van de landbouw. Tegenwoordig komt men de grote ratelaar weer meer tegen. De plant is namelijk gemakkelijk uit te zaaien en is populair bij (weg)beheerders. Uit onderzoek in het Drentsche Aa gebied bleek de maaimachine van de beheerder de belangrijkste verspreider van de zaden te zijn. Omdat de zaden maar een jaar kiemkrachtig blijven dienen bermen en hooilanden met de grote ratelaar laat in het seizoen gemaaid te worden.

Grote Ratelaar2

De grote ratelaar is meestal halfparasiet op grassoorten. Op plaatsen waar veel ratelaars groeien is het gras meestal vrij laag.

Verwante soorten zijn de kleine ratelaar (Rhinanthus minor) en de harige ratelaar (Rhinanthus alectorolophus). Waar de grote en de kleine ratelaar samen voorkomen kunnen hybrideen ontstaan. Het onderscheid tussen beide soorten is soms vrij onduidelijk. De kleine ratelaar heeft zoals de naam al suggereert een kleinere kelk (tot 1,5 cm) en meestal geen paarse lip. De grote ratelaar komt veel meer voor dan de kleine ratelaar. De harige ratelaar is goed van de grote ratelaar te onderscheiden door de donzige behaarde kelk.

Bron: Wikipedia